Voor alles moet een eerste keer zijn en dus had ik me begin 2014 al ingeschreven voor de Zevenheuvelenloop. Samen met Huub en Michiel en wellicht later nog met anderen. Dat werd alleen Michiel, want Huub…. Huub? Huúub? Geen Huub. Wel 25324 anderen en een heleboel regendruppels. Lekker.
Toen ik me aanmeldde wist ik al dat ik een half jaar op trainingsstage zou gaan naar Zuid-Afrika. Trainingsstage in de zin van sabbatical met heel veel vrije tijd. En dus veel tijd om te lopen. En dat heb ik gedaan. De halve marathon van Kaapstad, de 32k Two Lagoons Run, mijn eerste hele marathon in Knysna en vele, vele trainingskilometers. En van die vele kilometers de meeste met Danielle. Zij heeft mij heel erg geholpen bij het volbrengen van de Knysna Forest Marathon en het was gewoon heel fijn om zo’n leuk loopmaatje te hebben.
En toen dus de #7HL. Volgens kenners en gezien de records een van de snelste parcours ter wereld. Dankzij de zeven heuvels. En de afdalende kilometers naar de finish. En heuvels had ik genoeg getraind in Zuid-Afrika. Waar ik voorheen alleen bruggen en viaducten gezien had, wist ik nu hoe ik omhoog en omlaag kon lopen. Kleine pasjes en licht voorovergebogen omhoog, lange schreden – zonder je voeten hoog op te tillen – bergaf. En dan win je tijd ten opzichte van een vlak parcours. Als het goed is.
Sinds onze terugkeer in Nederland, eind september, had ik goed doorgetraind. Meestal loop ik drie keer per week. Daarvan minstens één keer een lange duurloop (niet altijd langzaam) en meestal een tempo-, fartlek-, of intervaltraining. En waar het kan bruggen en viaducten. Niet dat dat zoden aan de dijk zet, maar je moet wat. En dan dus met voornoemde techniek. Knallen!
Mijn gemiddelde tempo op korte, snelle trainingstrajecten is tussen de 4:30 en 4:40 per kilometer. Bij langere lopen loopt het schema op naar 4:45 tot 5:00 per kilometer. En als ik me ertoe kan dwingen om rustig aan te doen soms 5:15 of laatst zelfs 5:45 per kilometer. Maar dat was met behulp van de virtual pacer. Eens maar nooit weer. Beeeeep, je loopt sneller dan de pacer. Beeeeep, je snelheid is gelijk. Beeeeeep, je loopt langzamer dan de pacer. Bemoei je er niet mee, mop!
De afstanden die ik loop variëren van zo’n zes kilometer (als ik echt alleen even de benen wil voelen) tot rond de 10 en oplopend tot tegen de 30. In 2015 beleeft de Utrecht Marathon een doorstart op 22 maart en die kan ik als thuiswedstrijd natuurlijk niet laten lopen. Dus kan het geen kwaad om afstanden te blijven maken. Daarnaast is het natuurlijk goed voor mijn eigen bedrijf om veel te lopen 🙂 en komt het heel goed uit als mijn loopconditie op peil blijft.
Goed getraind dus op weg naar Nijmegen. Ondertussen had ik een shirtje gekregen van Astare, het leukste bedrijf in de geestelijke gezondheidszorg, omdat ik daar mogelijk mee ga samenwerken in de toekomst. Daar wil ik wel reclame voor maken. Korte broek, t-shirt met korte mouwen en een pet en zonnebril met lichte glazen. Helemaal goed bij het druilerige weer. Koud bij de start, maar niet teveel aan onderweg.
En toen was het zover. Wat een drukte. Sta je in het vierde startvak, oranje, ga je nog pas een kwartier na het officiële startsignaal over start-finish. Dat betekent dus inhalen. Van het begin tot het eind. Zigzaggen, stoepje op – stoepje af, inhouden, versnellen, dwars door plassen. Heerlijk. Gelukkig waren er weinig groepjes, zodat echte blokkades zich niet voordeden. En inhalen is nog altijd leuker dan ingehaald worden tenslotte….
In het startvak zag ik de pacers voor 1:10 en 1:15 voor me staan. Wat te doen? De pacer van 1:10 eerst maar een tijd volgen en dan kijken of er bij de afdaling nog meer inzit? Wel verstandig, aangezien ik meestal te snel van start ga. Maar als ik de startstreep passeer is de pacer al in geen velden of wegen te zien. En als ik ‘m in beeld krijg voor me, na een kilometer of 3, loop ik al ruim een minuut onder het schema 1:10. Plan mislukt. En nu? Ach, lekker doorlopen en maar zien waar het schip strandt.
Een paar kilometer verder was ik nog veel verder uitgelopen op het schema en besloot ik alles maar los te laten. Mogelijk registreert mijn horloge niet goed of kom ik de man met de hamer nog wel tegen, maar vooralsnog liep ik lekker. En hard. En dus gingen we door op de ingeslagen weg. Dat was sowieso een goed plan, want het is voornamelijk rechtdoor in Nijmegen.
Kilometer 11. Ik had nog steeds elke kilometer onder het beoogde schema gelopen, wist dat kilometer 11 de zwaarste zou zijn en wist ook dat er daarna nog afgedaald mocht worden. De turbo er dus maar op: hop-hop-hop-hop en naar boven. Kleine pasjes, lichtjes voorover en de zwaartekracht het werk laten doen. Ja, ook omhoog! Alsof ik vloog, zo voelde het.
Vervolgens nog naar beneden. Zou ik het volhouden? Ik had geen idee op welk schema ik inmiddels zat, maar wist wel dat ik veel energie verbruikt had en dat ik hoe dan ook ver voor lag op de beoogde 1:10. Zelfs 1:07:30 zat er wel in, dacht ik. Afdalen dus. Grotere passen, benen niet te hoog optillen, knieën gebogen houden. En slalommen, want bij vele medelopers was het beste er wel af. Nog 3 kilometer. Ging nog goed. Nog 2 kilometer. Ach, ik mocht niet klagen. De laatste…. Ik hield het gewoon vol. Sterker, aan de kant allemaal, ik heb nog over!
En dan is daar de finish. Ik drukte het knopje van mijn horloge in, keek op het scherm en zag: 1:05:22. Huh? Echt waar? Holy je-weet-wel! Ik wist dat ik snel had gelopen en dat ik onder het beoogde schema zat. Maar dit!? Gemiddeld 4:20 per kilometer. Doe ff normaal. Dat biertje achteraf was dus verdiend! En er valt nog wat te verbeteren, want in een sneller startvak en wetende wat er in zit….